Lager loon voor platprater
Op 22 september 2016 verscheen in Brabants Dagblad een stuk met de titel Lager loon voor platprater. Hoogleraar arbeidseconomie Jan van Ours presenteerde onlangs onderzoek waaruit blijkt dat dialectsprekers minder verdienen dan sprekers van het Standaardnederlands. Dialect is de enige oorzaak die hij kon vinden voor het lagere salaris. Ook in andere dagbladen verschenen artikelen over dit onderzoek. Deze tekst is een reactie op het stuk in Brabants Dagblad en werd in die krant geplaatst op 23 september.
Dialect
Het valt me op dat in dit stuk de termen ‘dialect’ en ‘accent’ door elkaar gebruikt worden. Dat wekt verwarring omdat beide termen een verschillende betekenis hebben, ook in het licht van de positieve mededeling aan het einde, “Een dialect spreken naast zuiver Nederlands kan ook juist een pre zijn”.
In het onderzoek gaat het over mensen die zijn opgevoed met dialect. De reacties in het artikel gaan niet telkens over dialectsprekers, maar ook over het spreken met een accent. Dat is iets wezenlijk anders. Dialecten in Nederland zijn eeuwenoude, volwaardige communicatiesystemen met eigen woordenschat, klankenpalet en grammatica. Tot aan de jaren ’70 van de vorige eeuw golden ze nog voor de meerderheid van de Nederlandse bevolking als moedertaal. Een groot deel van die meerderheid heeft naast of na het leren spreken van dialect ook Nederlands leren spreken. Zulke mensen beschikken dus over twee afzonderlijke taalregisters die ieder hun eigen gebruiksdomeinen kennen (diglossie), bijvoorbeeld dialect voor thuis en Nederlands voor op het werk.
Accent
Wanneer dialectsprekers Nederlands spreken, doen ze dat vaak met een accent. Maar je hoeft niet een dialectspreker te zijn om een regionaal accent te hebben. Een accent is een verzameling klanken die geassocieerd wordt met een groep mensen. Als het accent geassocieerd wordt met bewoners van een bepaalde plaats of streek, kun je het een regionaal accent noemen, bijvoorbeeld een Amsterdams accent of een Brabants accent.
Punt is nu dat iemand met een accent spreekt, iemand is die Nederlands spreekt. Die persoon spreekt dus Nederlands met bepaalde klanken die met een plaats of streek worden geassocieerd. Dat is natuurlijk wel iets anders dan dialect spreken. Vroeger werd de term Algemeen Beschaafd Nederlands gebruikt voor Nederlands waaraan je niet kunt horen waar iemand vandaan komt, dus Nederlands zonder regionaal accent. Het spreken met een regionaal accent is de laatste decennia steeds meer geaccepteerd geraakt. Niet voor niets spreken we tegenwoordig liever van Standaardnederlands dan van ABN.
Een accent wordt pas vervelend als je daar op wordt aangesproken. Daarbij spelen vooroordelen in de associatie met plaats of streek een rol, zoals het boers of dom vinden van accenten die men met het platteland associeert. Voorts kan een accent zo zwaar zijn dat de verstaanbaarheid in het geding komt en aangezien taal ons middel voor communicatie en interactie is, kan een accent dan een probleem worden.
Dialectsprekers of accentsprekers?
De vraag is natuurlijk wie de platpraters zijn in het onderzoek van Van Ours. Worden hier mensen bedoeld die dialect spreken of mensen die Nederlands met een accent spreken? Ik kan me voorstellen dat de vraag zoiets geweest is als “bent u opgegroeid met dialect?” Dat vertelt ons echter niets over hoe die mensen nu spreken. Wie ooit is opgegroeid met dialect, spreekt nu misschien wel accentloos Nederlands. De strekking van het stuk is dat zij die dialect spreken minder geld verdienen, maar de vraag is of dit onderzoek daar eigenlijk wel over gaat. Ik kan me goed voorstellen dat wanneer iemand met een moeilijk verstaanbaar accent spreekt, hem of haar dat dwars zit bij de communicatie op de werkvloer. Maar de relatie tussen het spreken met een accent en de hoogte van het salaris is niet wat hier is onderzocht. Ook ben ik benieuwd naar regionale verschillen in de resultaten. In streken waar veel dialect gesproken wordt (zoals Groningen, Zuid-Limburg en de Achterhoek) zien we meestal ook minder aanbod van hoogopgeleid werk. Dergelijke sociale factoren lijken me van belang als je onderzoek doet naar de hoogte van salarissen. Zonder een degelijk uitgewerkte context van regionale verschillen in sociale factoren zegt de stelling ‘lager loon voor platpraters’ niet meer dan een stelling als ‘lager loon voor mensen met bruine ogen’.
Jos Swanenberg, Erfgoed Brabant & Universiteit van Tilburg
Aanvulling (29-09-2016)
Dit is op The Sausage Machine herblogden reageerde:
Het artikel over de minder verdienende platpraters was me vorige week direct opgevallen in het AD! Straf, ja. En bijzonder opfrissend leerrijk leuk al die commentaren van specialisten in het taalvak!!
Wat als … ik nog een klas middelbare scholieren had: we ‘behandelden’ dit spannende gegeven gegarandeerd. Taalbeschouwing actueel en breed: vertrekkend vanuit de krant en vandaar naar alle andere media. En dan uitdiepend via al die expertenstemmen! Wonderful toch!